SN 07.2A 

 

Johannes Martinus Snoek 1864 - 1909 en Jannigje de Kool

stamboom tabel Ria: 

Johannes Martinus Snoek 07.2A geboren te Gorinchem , 28. 11.1864,
overleden te Gorinchem 19.8.1909 (leverkanker) grafsteen 07.2A-14); Godsdienst : Gereformeerd      Beroep: Manufacturier  oo te Ridderkerk 16.9.1886

Geb&trouw&overl.data: Trouwboekje bestand 07.2A-01  trouwboekje Snoek-de Kool (06.2A-00a akte burg stand geb 3 kinderen en overl 2 kinderen)

Jannigje de Kool 07.2A geb te Bolnes 9.3.1864, overl Gorinchem 28.8.1938 (grafsteen 07.2A-14) ; dochter van Govert de Kool en Pietertje Slikkerveer (Pietertje overleed 17-2-1923, Den Haag, in de leeftijd van ruim 90 jaar, overlijdenskaart 07.2A-40 Wed de Kool-Slikkeveer).

Trouwboekje Johannes en Jannigje

Trouwboekje / overlijden Johannes Snoek en geboorteakte

Johannes Martinus Snoek

Bron Burgerlijke stand - Geboorte Archieflocatie Regionaal Archief Gorinchem Algemeen Gemeente: Gorinchem Soort akte: Geboorteakte Aktenummer: 295 Aangiftedatum: 29-11-1864 Kind Johannes Martinus Snoek Geslacht: M Vondeling: N Geboortedatum: 28-11-1864 Geboorteplaats: Gorinchem

Vader Johannes Snoek

Moeder Engelina Cornelia Eilders

  (bron Jan Snoek)

 

Opa Snoek voor de oude zaak in Gorcum;  ws opa Joahnnes Martinus  (de vader van Jan Snoek), geb 1864, overl 1909), als het de opa van Jan  is: Johannes Snoek 1831-1921; maar op de foto staat een  kind… en opa was de stichter van de zaak , dus geen kind…  (foto zat los voorin het album van Helen)  Bron: album van Helen vd Ros-Snoek, map 15

Brief van Jannigje (07.2A) was geschreven op papier met logo J.M.Snoek 07.2A Gorinchem 

Bron: een enveloppe met familiepapieren, die  ik van Johan de Nooy (09.02.43 (de Nooij nr) zn Ko de Nooy en An Snoek) mocht lenen

Bewijs van ontslag van de Schutterij (15-08-1908); 

hij diende bij de Schutterij van de gemeente Gorinchem. Na vijf jaar volbrachte reservedienst kreeg men zo’n bewijs

 

Alternatief genezer Bijleveld (advertentie dd 28-5-1984!)

over de alternatieve arts die versch familieleden genezen heeft, oa van borstkanker!! Zie familiekroniek - hoofdst 1b (verhalen) :

Oma Snoek (45 jaar, let op dit is de oma van tante Rie, Jannigje Snoek-de Kool 07.2A) bleef achter met zeven kinderen tussen 22 en 7 jaar - en niet te vergeten met haar inwonende, nogal dominerende schoonvader Johannes Snoek (06.2A) , die toen 78 was en in haar huis stierf op 90-jarige leeftijd. Niet zo lang na 1909 kreeg oma borstkanker en oom Johan 08.2A 28C TBC. Ze consulteerden daarvoor o.a. Bijsterveld, een bekende alternatieve genezer, die in Rotterdam zitting hield en heel goed was in het stellen van diagnoses. Allebei herstelden ze geheel. Bovendien kreeg vader 08.2A 28A een aanval van gewrichtsrheuma, omstreeks 1914. De arts, die hem kort voor zijn sterven behandelde, veronderstelde, dat zijn hart daardoor zó had geleden, dat hij de hoge koortsen van de typhus niet kon doorstaan. (Bron: familiealbum van Rie Snoek, geb 1918)

Graf Johannes  en Jannigje (Gorcum)

Necrologie Johannes Martinus Snoek (foto van het artikel zelf staat in de familiekronek - bij de foto's van hoofdtuk 1)

 

Commentaar van Tante Rie bij dit kerkblad:

en dit alles zonder ook maar een keer te noemen, dat er een weduwe was achtergebleven, met zeven kinderen van wie de jongste pas 7 jaar was ...

----------------------------

Tweede Jaargang. NO. 4. SEPTEMBER    1909.

MAANDBLAD VAN DE GEREFORMEERDE KERK VAN GORINC.HEM,

(...............)

 TER  GEDACHTENIS

van JOHANNES MARTINUS SNOEK,

geboren   28 November 1864,  in den Heere ontslapen 19 Augustus 1909.

 

Dat onze broeder Snoek zich vele vrienden verworven had, was bekend. Hij was daar ook zoo geheel op aangelegd.  Zijn vriendelijk oog, zijn hartelijk woord en de druk van zijn hand, dat alles getuigde van broederlijke liefde. Niemand klopte ooit tevergeefs bij hem aan, en onderscheid van rijk of arm kende hij niet. Hij wilde het zoo goed weten, dat al wat hij was en al wat hij had, alleen uit genade hem door zijn God was geschonken. Vandaar ook zijn goede gezindheid jegens de minder bedeelden, vooral waar dit betrof het volk des Heeren. Dan was het hem een voorrecht, iets te mogen doen en was de gever somtijds meer verblijd dan de ontvanger. En dit gold niet alleen in engere kring, maar ook buiten en van verre kunnen de. rokken en kleederen getoond worden, die Snoek hun bereid heeft. Zoo ook tot tijdelijke hulp, was hij zooveel mogelijk bereid. En vooral niet te vergeten, als het ging over dun dienst des Woords, of de zaak des Heeren, dan was hij, ik had haast gezegd, een eenling. Daar had hij geen krachten of gaven te lief voor. Naast de verzorging van zijn huis stond die van het huis des Heeren: dit genoot de liefde van zijn hart. Ieder, die met hem gearbeid heeft tot den dienst der gemeente, kan on moet daarvan getuigen. Altijd was hij bereid; des zomers was het niet te warm, des winters niet te koud, de moeite niet te groot en de kosten niet te hoog. En wat zijn werk zoo gemakkelijk maakte, was dit, dat de Heere hem in alles zegende; van hem gold want de dichter zegt: Het gaat hem wel, 't gelukt hem, wat hij doet. Maar toch alles heeft hier tijd en maat. “Zal ik het goede, van den Heere wel ontvangen en het kwade niet ontvangen?" zegt Job, en zoo zou ook Snoek leeren verstaan, dat hier geen rozen groeien zonder doornen. Zondag 7 Februari, was hij nog als ouderling onzer gemeente bij den dienst des Woords, waarin Ds Lindeboom de gemeente voorging, tegenwoordig. Maar dit is 

ook de laatste predicatie geweest, die hij gehoord heeft. Was hem tot hiertoe alles voor den wind gegaan, nu brak de tijd voor hem aan, dat zoo menige hoop zou worden afgesneden en oogenschijnlijk zoo menig gebed niet zou worden gehoord. De pijnen des lichaams zouden vermenigvuldigd worden, maar wat van een Job geschreven staat, namelijk, dat hij Gode niets ongerijmds toeschreef, dat kan eveneens van onzen vriend en broeder Snoek worden gezegd. Bij elke teleurstelling, kon men de heerlijke taal uit zijn mond beluisteren: de Heere weet beter wat goed voor mij is dan ik zelf, of dan wij allen zamen. Maar heerlijk voorrecht! Naarmate zijn lichaam zwakker werd, werd zijn geloof gesterkt, en mocht hij gelooven in kinderlijke oprechtheid, dat de Heere in dit alles bedoelde de verheerlijking van zijn Heiligen Naam, maar ook de zaligheid van zijn onsterfelijke ziel. Zelfs in de grootste smarten is dat vertrouwen niet van hem geweken. Ook niet toen hij voor een operatie te Rotterdam in  Eudokia was.  Toen hij de daarvoor gestelde tafel beklom, waren de woorden van den Psalmist de zijne:

„In de grootste smarten,  Blijven onze harten,  In den  Heer gerust".

Ook daar mocht hij veel de vertroosting des Heeren ondervinden. Vele vrienden hebben daar hem bezocht en menigeen, die hem toen weer ontmoeten mocht, of daar voor het eerst kennis met hem gemaakt heeft, zal de heerlijke geloofslaal van broeder Snoek niet licht vergeten. Ja tot roem van Gods genade mag worden getuigd, dat hij daar ook nog tot zegen van meer dan een is geweest, al is ook het doel waartoe hij daar heen gegaan is, niet bereikt. In weerwil van de liefderijke verpleging heeft hij er een groot deel van zijn krachten moeten laten, en moest zijn vrouw hem terughalen, zonder dat hij de zoo gehoopte genezing gevonden had. En o, wat glinsterde zijn oog van blijdschap, toen hij Gorcums veste weer terug zag, want de terugkomst was zoo bedreigd geweest! Maar nu weer in zijn geboortestad, ja in het huis, dat God hem gegeven had, scheen het wel voor een oogenblik alsof nu alles voorbij was, maar dit duurde niet lang. Zoo gaarne had hij, altijd in onderwerping aan den Heer, ons nieuw

 

 

kerkgebouw nog eens gereed gezien; zoo gaarne had hij met de gemeente den Heere nog eens in dat gebouw gedankt voor al het goede dat de Heere hem geschonken had. Want ook hij had voor het tot stand komen van dezen bouw geijverd. Hij had dezen boom medegeplant en nu had hij ook nog zoo gaarne een vrucht er van gezien, maar neen, du wil des Heeren was anders. De Heere had hem wat beters bereid. Wel heeft hij van uit zijn kamer den toren der kerk van uit de verte aanschouwd, maar meer niet. Weldra werd zijn toestand van dien aard, dat hij gedragen word van zijn stoel naar het bed en wederkeerig, maar alweer was het de trouw zijns Gods, dat hij in al den weg onderworpen bleef en nog steeds mochten we uit zijn mond hooren: wat is de Heere toch goed over mij. Hij werd zoo goed verzorgd, zijn vrienden kwamen hem zoo trouw bezoeken, en in dat alles zag hij des Heeren hand, die dat alzoo bewerkte. En dat is zoo gebleven tot het laatste oogenblik toe.  Schrijver dezes heeft het voorrecht gehad bij zijn sterven tegenwoordig te zijn. Ik bon 16 jaar met hem bevriend

geweest en er lagen ook werkelijk vriendschapsbanden, maar zoo sterk als in deze laatste ure heb ik m nooit gevoeld. Een uur voor zijn sterven zat ik bij hem, zijn hand in de mijne en toen nam hij afscheid van mij en zeide hij: nu vriend, nu ga ik u verlaten, wij hebben veel aan elkander gehad en ik hoop u ook spoedig weer te zien, ik ga nu op tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd enz. Psalm 43 : 5. Dat vers zeide hij toen geheel op, en daarmede had hij zijn laatste woord tot mij gesproken, waarna hij ook nog wel enkele woorden tot zijn vader gezegd heeft.

Toen zijn vader hem vroeg, „wel, zoon gaat gij ons nu zoo verlaten?" zeide hij; „Ja, niets kan mij meer scheiden van de liefde Gods, ik zie de engelen gereed mij te halen", en na nog een enkel woord tot zijn zwagers gesproken te hebben, ontsliep hij zeer zacht. Van zijn huisgenooten had bij acht dagen van te voren al afscheid genomen, en hun zijn laatsten wil te kennen gegeven, en zijn laatst vermanend woord tot hen gesproken.

De Heere zegt zoo in zijn woord: “Die mij eeren zal Ik eren" en: “Die zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik mijn heil doen zien". Hoe heerlijk is dat in dezen onzen broeder vervuld; hoe zien wij in dit alles, dat hij gearbeid beeft om des Heren wil, want dat Snoek zooveel achting had voor en liefde tot het volk des Heeren lag niet in hun personen allereerst, maar lag juist daarin, dat zij kinderen Gods waren. De getrouwheid van Gods beloften is wel daaruit gebleken dat de Heere hem zulk een ruimen ingang in zijn hemelsch koningrijk gaf.

Jezus zegt: “Wie een van mijne discipelen geeft een beker koud water, die zal zijn loon geenszins verliezen" en dat dit woord van onzen Heiland ook altijd nog van kracht is, dat is in onzen broeder Snoek grootelijks bevestigd. Moge deze nagedachtenis aan onzen broeder ons allen tot jaloerschheid verwekken om toch getrouw voor het aangezicht des Heeren bevonden te worden. Dat een ieder onzer ook zijn gaven en krachten, die God ons gegeven heeft, toch bestede in Zijnen dienst en tot Zijn eer, dan zullen wij ook aan het einde van onze levensbaan niet beschaamd worden. Geve de Heere door de werking des Heiligen Geestes, dat dit de vrucht zij van het ontslapen van dezen zoozeer beminden vrienden broeder.                                    J. DE GOOIJER.

verder lezen

 

personenlijst Snoek

Familie kroniek 01 - stamboom stamboom Snoek gen I-VII (ook ouders Jannigje en hun kinderen)

Familiekroniek 01 foto's - foto's 7e en 8e generatie

Familiekroniek 01b verhalen over Verhalen over Johannes Martinus Snoek (VI) en Jannnigje Snoek-de Kool

pagina 07.2A.02 zus van Johannes Martinus - Hendrika A Snoek 

pagina 07.2A.01 - jong overleden broer van Johannes Martinus

 

 

 

07.2A-A meer over Jannigje Snoek-de Kool

07.2A-B ouders, broer en zussen van Jannigje Snoek-de Kool

naar de 8e generatie - kinderen van Johannes Martinus Snoek en Jannnigje Snoek-de Kool