inhoudsopgave
03. familie Snoek-de Nooij familiekroniek
  brief uit 1918, met aankondiging geboorte tante Rie
   Brief  uit april 1924, een jaar na het overlijden van haar man Govert, met ook verhalen over de kinderen

03. familie Snoek-deNooij

 

Door vriendschap tussen oom Jan de Nooij, smid te Bennekom, en oom Henk Snoek, onderwijzer te Bennekom, ontstond het contact tussen de twee families.

Moeder (Maria Snoek-de Nooij, geb 1893), die een degelijke opleiding in het manufacturenvak achter de rug had, in Arnhem (fa. Schut) en in Hoorn, moest de fijne kneepjes van het etaleren en inkopen nog leren. Overeengekomen werd, dat dit zou gebeuren in de zaak van Gebroeders Snoek te Gorcum.

Moeder begon daar in 1915; omstreeks Sint Nicolaas van dat jaar vroeg vader (Govert Snoek) haar ten huwelijk en moeder zei daar graag "ja" op. Grootvader de Nooij had eerst wel bezwaar: de grond voor de manufacturen-zaak, die moeder zou gaan beginnen, met zus Mien in de huishouding, was al gekocht; moest dat dan allemaal niet doorgaan? Gelukkig kon die grond met winst verkocht worden; moeder zei:-"houden jullie die winst maar; ik heb Govert!"

Hoewel ook het verschil tussen de "handelsmiddenstand" (Snoek) en de "ambachtsmiddenstand" (De Nooij) toen als vrij groot werd beschouwd, waren beide families toch best tevreden met de verbintenis. Vooral vader (Govert Snoek) deed de a.s. familie in Ede verbaasd staan door op zondag daar dagblad De Standaard te gaan zitten lezen. "Op zondag een krant op tafel, dat zijn wij niet gewend!" gaf opa vader te verstaan. Vader antwoordde simpel met: "O, wij wél", las rustig door en vervulde daarmee zijn a.s. schoonzussen en zwagers met respect.

Het huwelijk van vader en moeder werd gesloten te Ede op 26 oktober 1916, midden in Wereldoorlog I. Trouwtekst: "... aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den Heere dienen!" Jozua 24:15, Statenvertaling. Opa vond, dat moeder een zwarte bruidsjapon behoorde te dragen, evenals haar zus Bets, een paar jaar eerder. Moeder, die het liefste in het wit zou trouwen (maar dat was natuurlijk helemaal te werelds) kreeg tenslotte toestemming voor een blauwe trouwjurk. Op het atelier van de zaak in Gorcum liet ze er een maken van heel lichtblauwe stof, die op de foto net wit lijkt. Dat was aan het begin van de grote dag wel even ontsteltenis bij opa - maar het werd gelukkig geen drama.

Het jonge paar ging in Gorcum boven de zaak wonen. Oma Snoek was inmiddels vandaar verhuisd naar de Hoogstraat. Al na een paar jaar leken de zaken zó goed te gaan, dat ook vader en moeder verhuisden. Na de geboorte van Rie kochten ze twee panden aan de Kalkhaven. In het grootste, nr. 382, gingen ze zelf wonen; het kleinere, er vlak naast, betrok oma met haar gezin. Via een tussendeur was het mogelijk, binnendoor van het ene huis in het andere te komen; dat heeft wel eens tot problemen geleid.

 

In het huis aan de Kalkhaven werden Johan en Wim geboren. Met alle drie hun kinderen waren onze ouders erg gelukkig; Rie herinnert zich nog, hoe feestelijk de sfeer was na de geboorte van Wim: het was duidelijk een zeer blijde gebeurtenis!

Vader en moeder deden allebei enthousiast mee aan kerkelijk werk: vader was diaken en voorzitter van de zondagschoolvereniging. Ook toen al kregen de kinderen met Kerstmis een boekje. De (toen) splinternieuwe boekjes van W.G. van de Hulst vond vader zó geweldig, dat hij die ook voor zijn eigen kinderen bestelde: Allemaal katjes, Van de boze koster e.d. Moeder was lid van de Zusterkring en moest, als het haar beurt was, koken voor kraamvrouwen en langdurig zieken. Minstens twee keer namen ze een pleegkind in huis voor enige weken of maanden: Thea ... uit Duitsland en Agnes Engel uit Oostenrijk.

Via onze ouders leerden tante An en oom Ko elkaar ook kennen. Ook voor deze verbintenis gaf opa de Nooij niet direct toestemming, want tante An leek niet erg sterk. Vader ging toen naar Ede om te pleiten voor zijn "kleine zusje" en zijn zwager - met positief resultaat: ze trouwden op 30 januari 1923.

Economisch begon hun wereld er in 1923 wat minder gunstig uit te zien. Maar verder waren vader en moeder volmaakt gelukkig met hun kinderen en elkaar.

 

Eind maart werden vader en Johan ernstig ziek: typhus. Daar was toen nog weinig aan te doen. In zijn hoge koortsen maakte vader zich érg bezorgd over de borgstelling, die hij en oom Johan hadden getekend. "Marie, daar moet je van af!" zei hij tegen moeder. En een andere keer: "Wat bén ik blij, dat ik God heb gezocht, toen ik gezond was; nu zou ik het niet meer kunnen." Op 16 april 1923 viel de slag: vader stierf, op de leeftijd van 34 jaar. Moeder, 29 jaar, bleef achter met kinderen van 4 en een half, bijna 3 en ruim een half jaar. Wat een verantwoordelijkheid, die nu alleen op te moeten voeden. Bij alles vroeg moeder zich af: "Wat zou Govert daarvan vinden?" Want ze had niet alleen veel van hem gehouden, ze had ook grote bewondering voor hem en probeerde ons op te voeden in zijn geest. Dat betekende voor haar allereerst: niet verwennen ("daar zijn ze te lief voor!") De bijbelse spreuk "Spaar uw zoon de roede niet" plus de historie van Eli waren haar richtsnoer. Zodoende was moeder vrij snel met het uitdelen van klappen. Hoewel ze de achtergrond kenden, vonden Rie en Johan haar wel eens al te streng. Wim was steeds voor 100% overtuigd, de klappen te hebben verdiend. Hij was zelfs trots op zijn strenge moeder en kende geen twijfel inzake haar rechtvaardigheid in het straffen.

Rie weet nog, dat na vaders dood mensen moeder beklaagden met: "Ach, en nu blijf je óók nog zitten met drie kleine kinderen!" en dat ze daarop reageerde met: "Die zijn juist mijn rijkdom; als ik dié niet had, wist ik helemaal geen raad!" Ja, er is geen twijfel aan: wij drieën waren haar alles waard. Wat heerlijk, dat moeder daarin zo duidelijk was!

 

Ook in de twee families was de verslagenheid groot; en ieder uitte dat op zijn manier. Oom Ko en tante An noemden hun eersteling naar vader: Go Schreurs- de Nooij, geboren te Ede op 9 maart 1924 en oom Johan en tante Go hun derde kind: Govert Snoek, geboren te Gorcum op 18 mei 1924. Toen die twee kinderen 10 jaar werden, gaf moeder ze elk een horloge. En verder probeerde bijna elk familielid moeder te helpen naar vermogen. Merkwaardig genoeg hebben noch moeder, noch (later) wij kinderen, ons ooit gerealiseerd, dat de dood van vader met name voor oom Johan ook zakelijk een bijna verpletterende schok was. Hij verloor niet alleen zijn broer, maar ook zijn oudere compagnon - en dat in een tijd van achteruitgaande conjunctuur. Alléén was hij nauwelijks tegen alle problemen opgewassen. Pas in 1973, bij de begrafenis van tante Go, kwam dit ter sprake en kregen we daar, na zóveel jaren, alsnog enig idee van. Beschamend!

 

Bij de begrafenis van vader wenste moeder geen bloemen. Toch was er een krans, van het personeel van de zaak (?) Maar dit paste totaal niet bij moeders stemming; daarom haalde ze de krans uit elkaar en deed de bloemen in de vuilnisbak.

 

Vaders salaris, als directeur van NV Gebroeders Snoek, hield op per 30 april; weduwenpensioen en AOW bestonden nog niet; wél had vader een levensverzekering afgesloten voor moeder. Die kreeg ze nu uitgekeerd: ƒ 10.000.- Maar als het met de zaak fout zou lopen, zou daar beslag op worden gelegd. Dat was dus een zorg extra. Toch zei moeder later: "God was aldoor zo dichtbij, dat het leek alsof Hij niets anders te doen had dan voor mij te zorgen."

Kort na 16 april kwam tante Cor uit Ede moeder vier maanden bijstaan. Om in de eerste levensbehoeften te voorzien werden van het grote huis aan de Kalkhaven kamers verhuurd, een paar keer werd iemand in pension genomen en allerlei plannen voor een definitieve oplossing werden gemaakt (en verworpen).

In 1926 kwam het idee ter tafel van moeders broers Zwerus, Jan, Hendrik en Ko, om de manufacturenzaak van J.W. Koers in Renkum over te nemen. In het huis van oom Hendrik te Heelsum werd een familiebijeenkomst belegd en de zaak van alle kanten bekeken. Tenslotte zei moeder: "Als Gideon een teken mocht vragen, mag ik het ook: als Koers van idee verandert en bereid is, het pand te verhuren en alleen de inventaris te verkopen, is dat voor mij een teken, dat dit de weg is. Blijft hij erbij, ook het pand te willen verkopen, dan reken ik, dat ik dat risico niet mag nemen." Koers was bereid, bij nader inzien, op moeders bod in te gaan.

 

Zo vestigde moeder zich op 14 april 1926 in Renkum, Dorpsstraat 39 (later hernummerd 53). Ze huurde dit pand met het recht/de plicht, het na zekere tijd te kopen. Toen het zover was, was de borgstelling-dreiging nog niet geweken. Daarom kocht oom Ko het pand van Koers, voor ƒ 13.000.- Nadat het gevaar voorbij was, nam moeder het van oom Ko over voor hetzelfde bedrag.

 

Vooral de eerste jaren vertelde moeder ons veel over vader. Onder andere dit: op een dag kwam hij thuis uit de zaak en zei: "Vanmorgen stond ik op de Langedijk te kijken en ik had nét zo'n idee, dat Jezus vandaag wel eens terug zou kunnen komen!"

 

teksten op fotopagina's

 

tekst op fotopagina:

Na vaders overlijden stond moeders hoofd er niet naar om te "doen" aan Sinterklaas. Haar portemonnee evenmin, trouwens. Toen de groenteman op 6 december zei: "En Marietje, heb je een mooi cadeautje gekregen van Sinterklaas?” antwoordde ze, verbaasd over zoveel onwetendheid: “Sinterklaas? Die is allang in de hemel!”

Maar we mochten wel bij oma Snoek onze schoen zetten. Daar zat dan later heel wat in. Toen we (dat moet in december 1923 geweest zijn) met al onze schatten thuiskwamen, zei iemand: "Moeder heeft helemaal geen cadeautje?" Onmiddellijk pakte Wim zijn hart van bruine borstplaat en gaf dat aan moeder. Voor Marietje was dat iets om diep over na te denken: je kunt dus óók iets weggeven, dat je liever zelf had gehouden!

 

Bij een foto ‘afscheid Gorkum’ stond:

Op 1 april 1926, vlak voor de verhuizing naar Renkum, werd nog een foto gemaakt met moeder en Christien Menken (pensiongast), links oom Jan en rechts oom Ko , die kwamen helpen met de verhuizing.

Op het kinderbankje: Marietje met pop Juliaantje (naar de prinses) en Greetje Snoek, Leerdam, met pop Hansje. Johan (geb 1920, Govertzoon) zit op de vliegende Hollander, een cadeau van oom Johan en tante Go, Gorkum.

Waar Wim was? Waarschijnlijk logeerde hij bij een familielid tot na de verhuizing.

We zullen hem zeker hebben gemist, want we waren allen dol op hem. Toen moeder eens, op een zonnige zondag, in de keuken zong: "0, dierbaar kind, o, stof van vreugd, geschenk van ‘‘t Alvermogen..." zei Marietje: "Ja, dat is Wimmie!"' Een beetje geschrokken probeerde moeder uit te leggen, dat ze dàt niet bedoelde!

 

Aanvullingen van een los blaadje: aantekeningen van tante Rie;  er staat boven Tante Cor:

         

Op 14 apr 1916 deed Oma Jannigje Snoek-de Kool  de zaak over aan haar zoons Govert en Johan

 

Op 1 febr 1917 werd de zaak in een N.V. omgezet met Govert en Johan als directeuren, die salaris ontvingen.

Na het  overlijden van Govert Snoek (16-4-1923) kreeg zijn weduwe op 30 april voor de laatste keer salaris. Een pensioen was er niet / bestond toen nog niet.

 

De winkel in Renkum - 14-4-1926 - door Marie Snoek-de Nooij overgenomen van fam. Koers om in het levensonderhoud van haar en haar drie kinderen te voorzien.

 

uit de stamboom-info van Ge (geb 1950, Willemzoon): Oom Ko en tante An traden veelvuldig op als bijstand voor het gezin van Govert. Met behulp van de deNooij familie koopt Maria Snoek-deNooij een textielwinkel in Renkum, die na de oorlog door Johan en Wim wordt voortgezet.

Frappant dat Rie en Johan sterke Snoekse trekken hebben en Wim zeer sterk op de deNooij tak aantrekt.

Govert Snoek met Maria de Nooy en Oom Ko  de Nooij en tante An Snoek vormden dus een DUBBELE familie band tussen de Snoeken en de de Nooijen.

 

Rie Snoek (Govertdochter, geb 1918) vertelde zomer 2007 aan Ria (Johandochter, geb 1954) dat ze zich pas geleden in haar vinger sneed. Er vloeide bloed. Dat herinnerde haar aan een voorval lang geleden, toen haar broer Johan nog heel klein was, ws een jaar of twee. Hij sneed zich in zijn vinger en zag bloed vloeien. In plaats van een keel op te zetten (zoals veel kinderen doen) reageerde hij stom verbaasd:  “Bessap...!"

 

Email dd 25-2-2007 van Dick Snoek, geb 1943, woont in Den Haag (heel verre familie)

 

Ik bladerde in “genealogie pagina”, naam lijst voor den Telefoondienst 1915 Snoek, Gorinchem en kwam daar tegen met telefoonnummer 137

Snoek, Wed. J.M. Mag. van manufacturen “de Zon”, Langendijk B 164, Gorinchem

Dit moet toch Johannes Martinus Snoek, geb. 28-11-1864 of een zoon zijn, die daar woonde ?

Had iedereen vroeger maar een telefoon, dan kon men heden via de Telefoondienst opsporen waar een persoon woonde!   Groet, Dick

(Volgens Johan Snoek, geb 1920, Govertzoon, heette de zaak van Snoek inderdaad ‘De Zon’)

 

Brief uit 1918 met de aankondiging van de geboorte van Rie

Brief maart 1918 van Govert Snoek en Marie Snoek-de Nooij1 

aan de familie W. De Nooij, Torenstraat 3, Ede

 

Gorinchem 3 mrt 1918.

 

Geliefde familie

Hedenmiddag hebben we aandeelhoudersvergadering gehad, en naar aanleiding daarvan moet Govert weer voor een paar dagen weg, naar Apeldoorn en Leiden. Die zaak te L. Is nog steeds hangende.

We ontvingen heden ook reeds een gedeelte van ons dividend en winstaandeel. Een jaarverslag hebben jullie zeker ook ontvangen.

Nu  daar Govert morgen weg is, schrijf ik deze brief vandaag, want mijn brieven zijn onverbiddelijk aan censuur onderworpen, en deze nu nog wel extra. Hierin wilden we nl de hele familie meedelen, dat we, zoo de Heere wil, in October vader en moeder hopen te worden2.

Hoezeer we dankbaar zijn, voor dit feit, zult ge allen kunnen begrijpen. Het is voor ons de oorzaak van groote blijdschap. Ons groot huwelijksgeluk zal er nog meer door verrijkt worden. Bovenal wenschen we dat het een kind Gods zal zijn.

Nu schrijven we dit maar zoo heel publiek, maar we dachten;  kleine kinderen zijn er niet meer thuis, dus ze mogen het al wel weten. Moeder Snoek is er ook heel blij mee; de anderen zullen we het vanavond vertellen. En dan zal ik het ook aan Betje schrijven. Piet zijn laatste briefkaart heeft dus gelijk gehad.

 

Maar nu wat anders. ‘t Lijkt of ik al het andere zou vergeten. En dat is toch niet zoo.

Cor3’s brief per Jan4 en Anna’s5 brief in dankbaarheid ontvangen. En bedankt voor de toezending van het geld.

 ‘t Was met Jan z’n rekening een heel bedrag.

Wastafel en nachtkastje zijn al gearriveerd vertelde Jan.

‘t Flanel voor Cor zal ik afknippen en apart houden. Dat komt bij gelegenheid wel eens.

‘t Was heel leuk dat Jan zoo plotseling kwam. ‘t Is bij ons niet zo licht ongelegen, en bijna altijd zijn we één van beiden thuis.

Volgende week hopen we hier met de schoonmaak klaar te komen. Dat is mooi vroeg hé?

We gaan bij goed weer trouw wandelen.

Paasch-maandag gingen we met ons zessen: moe6, Lina7, Nelly8, Anna9, Govert en ik, een flinke wandeling maken. Met moeders verjaardag hopen we thuis te zijn. ‘t Wordt anders wel moeilijk om logé’s te hebben met het oog op de schaarste der levensmiddelen. Wij hebben gelukkig nog wel voorraden. Maar ‘t staat er anders niet best voor hé? ‘k Ben tenminste blij met het varken en de Bennekomsche ham met worst.

Verl. week Maandag zijn we op de zilveren bruiloft van Johan 10 z’n a.s. schoonouders geweest. Moe was eerst uitgenodigd, maar die had geen zin en toen vielen wij in de termen. We hebben toen ‘s nachts bij Sanderse gelogeerd, want de laatste trein ging om acht uur uit Leerdam, en ‘t feest duurde tot ‘s nachts half vier. Bijzonder fit ben je dan de volgende dag niet, want we moesten vroeg op, om om half negen weer te G. te zijn.

Nu lieve familie ontvang deze in gezondheid en lees ze met plezier.

Allemaal de hart. gr. Van Uw U liefhebbende   Govert en Maria

 

  1. Govert Snoek (geb 1889 - 1923.) en Marie Snoek-de Nooij (geb 1893 - 1974)
  2. Hun dochter Rie Snoek werd 30 sept 1918 geboren
  3. Cor is een zus van Marie Snoek-de Nooij (geb 1899)
  4. Jan is een broer van Marie Snoek-de Nooij (geb 1887) of jongste broer van Govert Snoek (geb 1902)
  5. Anna is een zus van Marie Snoek-de Nooij (geb 1900) of zus van Govert Snoek (geb 1895)
  6. Moeder van Govert - Jannigje Snoek-de Kool
  7. Lina is een zus van Govert, geb 1887
  8. Nel is een zus van Govert, geb 1892
  9. Anna - zie noot 3
  10. Johan - broer van Govert, 1891

Brief van weduwe Marie Snoek-de Nooij (geb 1893) aan familie de Nooij, Torenstraat 5, Ede va 10 april 1924 (adres afzender Klakhaven 382, Gorinchem)

 

(overgetypt door Ria Snoek, Johandochter geb 1954; voetnoten zijn door Ria toegevoegd))

Lieve Vader, Moeder en Zusters,

 

Hoewel de lust tot briefschrijven me ontbreekt, kan ik toch niet nalaten om de twee brieven die ik uit het ouderlijk huis ontving te beantwoorden. ‘t Is morgen net een jaar geleden, dat Mien1 hier op ziekenbezoek kwam, en Govert2 tegen haar zei: ze moest maar thuis zeggen, dat hij alles blijmoedig uit Gods Hand aannam. En 4 dagen later kreeg hij het beste dat Gods hand te geven had: het eeuwige leven. En voor mij werd alles zóó stil en zóó eenzaam. Nu, in deze dagen, zie ik elke dag van een jaar terug zóó duidelijk voor me; en als ik dan doordenk tot aan het laatste, dan is het net of mijn eigen hart ook stilstaat. Het is zóó onherroepelijk, ik zal het nooit begrijpen, hoe ik dit alles doorleven kon. Ik moet wel bijzondere kracht van de Heere ontvangen hebben, anders was ik allang bezweken. Maar ik heb ook zóó duidelijk ‘s Heeren hulp ondervonden, en Zijn liefelijke vertroostingen, dat ik vaak het gevoel heb dat de Heere voor mij bijzondere zorg heeft, omdat Hij me zóó’n groot leed moest zenden! Ik kan, helaas, mijn gevoel niet onder woorden brengen, maar ik wou dat ik ooit zeggen kon, hoe goed de Heere voor me is geweest, in dit donkere jaar. Er stond zo’n mooi vers in Chr.Vr. Leven; ik zal het overschrijven en hierbij sluiten. Ik kan het geheel beamen. ‘k Lees ook erg graag het blaadje “Pniël”. ‘k Heb voor jullie 4 proefnummers aangevraagd (gratis). Als moeder het nu ook zoo graag leest, als ik, zou ik moeder graag voor verjaardagscadeau een abonnement er op geven. Schrijf het bij gelegenheid eens. Valt het niet in de smaak, dan zeg het ook gerust, dan bedenk maar wat anders voor de verjaardag. Ik ben gewoonlijk ‘s avonds moe van alle arbeid en dan vind ik “Pniël” niet zo zwaar om te lezen, en toch altijd zo vertroostend en bemoedigend. Govert las het ook zóó graag.

Wat is het voor de familie Bussink hard, om zóó hun enige broer en zoon te moeten missen. O, het gaat tegen de natuur als ons geloof zóó beproefd wordt, maar eens zullen we het volkomen begrijpen, als we voor eeuwig bij de Heiland zijn. Wat duurt het lang, voor Wim3 zich tot de Heere wendt. ‘t Is wel erg, om tegen zooveel roepstemmen in, toch de wereld te dienen, wat toch zoo bitter teleurstelt; en Jezus te verachten, die nooit teleurstelt.

Gelukkig dat het met moeder nogal gaat. Met ons gaat het ook heel goed. De kinderen zijn erg lief en aardig gehoorzaam. Marietjes4 eerste breitranen vloeiden deze week. Ze leert nu met de kinderen van de eerste klas gelijk op, en daar hoorde ook breien bij. Ik zat kousen te stoppen en zij moest 1 pen van 40 steken breien; dat ging met veel zuchten en steunen gepaard. Ik zei: Maar dat is toch zo erg niet, dat je er zo bij zuchten moet; ik moet de hele middag zulke grote gaten in de sokken stoppen. Toen zei ze : “O, maar dat is gemakkelijk genoeg, maar zo’n hele pen vol breien, dat is véél moeilijker.” Enfin, ze breit twee keer daags zo’n pen vol, en ze leert het al aardig aan.5

De twee jongens worden echte rakkers; Johan kan al vijf paar kousen per week op de knie kapot kapot maken6 en broeken verslijten even handig. Laatst zei ik: hoe krijg je nou toch alweer die kousen stuk en hij zei heel onnozel, “Hohan weet het niet, ik denk dat de wind het gedaan heeft”. Wim is aller lieveling. Marietje en Johan geven hem geduldig wat hij hebben wil, want:‘t is zo’n lief ventje. Marietje was erg vereerd met het briefje van tante Anna7 . Ze zal later wel eens een briefje als antwoord dicteren. Met de schoonmaak ben ik klaar op de huiskamer en serre na. Maar dat is nog een groot werk; daar wou ik mee wachten tot na de Paschen. ‘k Heb nu echt behoefte aan een beetje vakantie, en hoop dat in Oegstgeest8 te krijgen. Christine9 krijgt dinsdag al vacantie, dus heb ik dan eerst nog een paar kalme dagen, hier. Ik heb anders aan die werkster een goede hulp. Morgen (Zaterdag) moet ik de wasch doen, en dan komt Nelly10 me weer, als naar gewoonte, helpen. Mien, wel bedankt voor de bloempjes. Ik heb ze gelegd in een schrift, waar ik verzen in schrijf, die me treffen, en zal ze als vergeet me nietjes beschouwen. Ik zal het heerlijk vinden, als je eens komt; ook de kinders verheugen er zich al op. Och, ik weet wel, dat het niet zo gezellig meer is als vroeger, om hier te logeren, maar ‘t is toch erg noodig en heerlijk, om zoo de band aan elkaar te onderhouden. Nu ga ik eindigen want het is al half elf geworden, dus meer dan tijd om naar bed te gaan. En dan nog het vers.

Hart.  groeten aan allemaal van je je steeds zeer liefhebbende

                                                                                     Marie

 

Ik weet!

 

Ik weet, wat gij niet weten kunt

Aan wien de smart niet werd gegund.

Ik weet, wat God de Heer kan zijn,

Voor hen, die in het donker zijn.

 

Ik weet, wat niet te weten kwam,

Hij, wien God, nooit iets kostbaars nam,

Ik ken den troost, die Christus geeft

Aan hem, die in de schaduw leeft!

 

Ik weet, wat ongemeten is

Van hem, die schuwt de droefenis.

Ik ken een vreugd in pijn en nood,

Ik ken het leven in den dood!

 

Ik weet, wat ieder heeft geleerd

Die in de smart tot God zich keert

Die geeft wat Hij ons heeft beloofd,

En zegent, wie in Hem gelooft

 

  1. Mien was een zus van Marie Snoek-de Nooij (de schrijfster van deze brief)
  2. Govert (1889 - 1923) was de echtgenoot van Marie Snoek-de Nooij, vader van

        Marietje (geb 30-9-1918), Johan (geb 25-5-1920) en Wim (geb juli 1922)

  1. Broer Wim ( zoon Wim (geb juli 1922) was pas (bijna) 2 jaar oud)
  2. Dochter Marietje werd geboren 30-9-1918; in apr 1924 dus vijf en een half jaar oud;

             de eerste klas is vergelijkbaar met de huidige groep 3

  1. Maar ze werd nooit goed in breien, bleef er een hekel aan houden; net als nicht Ria jr - geb 1954 :-)
  2. Blijkbaar lange kousen... (jongens kregen ook pas op hun 16e een lange broek, lange

kousen was dus ook wel warmer...) aanvulling van mijn vader Johan (Govertzoon, geb 1920): jongetjes droegen lange kousen want anders zouden ze misschien kou vatten...

Aanvulling tante Rie (Govert dochter, geb 1918): de kousen werden met knoopsgat elastiek aan een lijfje ‘opgehangen’

  1. Anna was de jongste zus van Marie Snoek-de Nooij
  2. Oegstgeest, daar wonden tante Bets (Betje), getrouwd met Hendrikus Wilms  (informatie van Rie,                                                        (Govertdr, geb 1918) en Johan (Govertzoon, geb 1920)
  3. Aanvulling van mijn vader Johan (Govertz, geb 1920): Dit is Christine Menken, dochter van een dominee in de buurt van Gorcum, en later zelf met een ds. getrouwd. Ze deed de opleiding voor onderwijzeres in Gorcum. Ik denk dat ze een laag kostgeld betaalde (dominees waren toen straatarm) met een beetje helpen in de huishouding en met de kinderen.

Aanvulling van tante Rie (Govertdr, geb 1918): Christine was een kostgangster, die wat bijverdiende. Ze woonde in Gameren en zat in Gorkum op de ‘kweekschool’ (later PABO genoemd)

  1. Nel Snoek, schoonzus van Marie Snoek-de Nooij