dN gen 07-6

De Nooij. 7e generatie. Willem dN en Maria Doornebal

foto's en verhalen , oa over de Doleantie (pagina 07-4)

 

inhoudsopgave (globaal) van deze pagina
   
personalia dN gen 07-1
Geboren Overeem, geecht bij huwelijk ouders dN gen 07-1
opvoeding door grootouders dN gen 07-1
2e huwelijk moeder dN gen 07-1
   
Maria Doornebal, Utrechtse muts, Veluwse muts dN gen 07-2
Over Maria Doornebal dN gen 07-2
liefdesbrief 1878 dN gen 07-2
Recept tegen schurft dN gen 07-2
aanstelling bij de raad van beroep Ongevallenverzekering 15-5-1903 dN gen 07-2
40 jaar getrouwd dN gen 07-2
   
Verfhandel en schildersbedrijf 1908  dN gen 07-3
Firmanten Fa W. de Nooij 1927        dN gen 07-3
Overdracht bedrijf 1919                        dN gen 07-3
Afspraak 1921 en betaling p jaar  dN gen 07-3
Foto: Willem in zijn werkplaats dN gen 07-3
   
Doleantie 1887 en toespraak ivm 50 jaar doleantie, uit de NH kerk gezet 1895 dN gen 07-4
gestenigd na doop van Jan dN gen 07-4
Uit NH kerk gezet dN gen 07-4
Herdenking 50 jaar Doleantie  (1937) dN gen 07-4
   
Enveloppen, brieven dN gen 07-5
overlijden Maria en Willem dN gen 07-5
afscheidsbrief van Willem aan zijn kinderen 1933 (zeer gelovig) dN gen 07-5
Schilderijtjes  (door Willem geschilderd ) dN gen 07-5
   
in memoriam en herinneringen (1963 en 2006) dN gen 07-6
Foto: Willem in zijn werkplaats dN gen 07-6
   

Herinneringen aan en verhalen over Willem de Nooij 

Anna (08.02.32) over haar vader Willem de Nooij

Het voorafgaande werd door Vader (1) geschreven toen hij 81 jaar was.

Op 84 jarige leeftijd in het laatst van Mei kreeg Vader, terwijl hij aan het wandelen was met zijn oudste kleinzoon, door een kleine misstap, een beenbreuk in de heup, waardoor Vader, die practisch nooit één nacht van huis was geweest voor zoover onze heugenis gaat, 10 weken in Arnhem in het Diaconessenhuis moest zijn.

Dit werd door Vader met groote lijdzaamheid en geduld gedragen. Mien (12) ging iederen middag hem bezoeken en het was stil in huis. Maar... boven ieder’s verwachting genas het been weer en kon Vader, met heel veel moeite, eerst op 2 stokken, later steeds op 1 stok leunend, weer loopen en hoewel, vooral de eerste jaren, het been buitengewoon gevoelig bleef voor koude, is het, door Gods gunst, toch nog weer zóó ver gekoomen, dat Vader zichzelf weer helpen kon en kleine wandelingen kon maken. De ,,Macostan”, het Schildersbedrijf, Zwerus (2), Ko (3), Ds Hajer, Mej. Bussink, Hazeleger (4),  J. Willemsen, dat waren zoo ongeveer de doelen voor een bezoekje.

 ’t Was wel een heele beproeving voor Vader dat hij niet zoo vlug en zoo ver meer kon loopen, als tevoren. Dit zei Vader ook telkens. Toch was het, hoe vreemd het ook klinkt, voor zijn lichaam beter zóó; Vader vergde altijd meer dan zijn krachten toelieten en nu gaven de beenen het sein tot ophouden. Héél erg vond Vader het dat hij nog steeds niet knielend zijn morgen- en avondgebed kon doen. Tot op een dag Vader opeens, o zoo blij, zei: “Nu kan ik ook m’n knieën weer buigen”.

Eerst werd de voorkamer ingericht voor atelier. Vader schilderde daar menig stukje, dat nu onze kamer versiert; tot de schaarschte van de brandstoffen ook dit hem ontnam en de schuur en de tuin hem overbleven. In de schuur is menig timmerwerkstukje verrezen.

Reparatie, karweitjes, verfwerkjes, lijmwerk, alles werd daar met groote toewijding en accuratesse verricht.

..... Zóó naderde Mei 1940. Bij Vader was het zóó: als er iets heel ergs was, was Vader kalm en vol vertrouwen in God. Als 87 jarige is Vader ook in die eerste oorlogsdagen met ons de kelder ingegaan, verder van iedere menschelijke hulp verlaten; maar o, wat was hij toen sterk in het geloof; vol rustig vertrouwen; wat steunden ons zijn gebeden, vol rust en geloof opgezonden tot den troon van den Almachtige.

Zóó heeft Vader ook Jan’s (5) sterven op 13 Mei 1940 aanvaard. ,,Nochthans beschikt God niets ongerijmds op aarde” staat er in het boek Job; een woord dat Vader in zulke vreeselijke dagen vaak op zijn lippen nam en waaruit bleek hoe hij zich aan God vastgreep in de ontzetting van de eerste schok. Vader was getroost door Jan’s onverzwakte geloof in God’s leiding in zijn leven en in dat van zijn gezin. Maar o, wat kon hij dat gezin opdragen aan den Grooten Vader der weezen en den Rechter der Weduwen!

Intens leefde Vader in alles mede in de geweldige golfslag van de daarop volgende jaren.

Vader zei wel eens: ,,ik kan toch niet denken dat de Heere een voleinding met ons volk zal maken; Hij zal ons niet in deze slavernij laten.” Daarvan was Vader beslist overtuigd.

– Langzamerhand takelde Vader af. Zijn oogen werden belangrijk minder. Een oogarts kon hierin geen verbetering brengen. De laatste winter vóór Vader’s 90ste jaar kon alleen met een sterk en groot vergrootglas de krant gespeld worden.

Urenlang las Vader zóó in den Bijbel en vaak was dan de verzuchting:  “wat blijft Gods Woord toch altijd nieuw! En altijd vindt je er weer gedeelten in die je niet wist dat er in stonden.”

Buitengewoon helder van geest bleef Vader. Wel begon zijn doofheid hem de finesses van de dagelijksche gesprekken te onthouden. Maar ook dat heeft Vader leeren overgeven, hoewel niet altijd even gemakkelijk.

Er was in Vader altijd de botsing tusschen het vitale van zijn energiek bestaan én de langzaam aansluipende ondermijning en slooping van zijn lichaam.

Dat langzaam minder worden ging haast ongemerkt. Wij moesten elkaar er gedurig opmerkzaam op maken. ,,Zien jullie het wel? Nu kan Vader dit niet meer; nu kan Vader dat niet meer, omdat hij het niet meer zien kon.

Naar de kerk gaan was het laatste jaar uitsluitend als voorbeeld van gehoorzaamheid bedoeld.

Vader kon niets meer hooren, hoe het op allerlei manier ook geprobeerd werd met een andere plaats, met een gehoor-apparaat enz.

Alléén op de zondagen dat het Heilig Avondmaal werd gevierd, ging Vader ter kerk. Zelfs het lezen van het formulier dat Vader toch zóó welbekend was, kon Vader niet meer verstaan. Maar de dood des Heeren verkondigen, daar was geen goed gehoor voor noodig, alleen de gezindheid van het hart jegens zijn God sprak dan en dan was het goed.

Op de gaanderij rekten zich de jongelui om te zien dat ,,de ouwe de Nooij er ook was en ook aan de tafel ging”.

Na de 2e of 3e tafel gingen Vader en die van ons Vader begeleidde, dan maar naar huis, anders was het alles te vermoeiend.

– Zóó naderde October 1943, de maand waarin Vader zijn 90ste verjaardag zou vieren. Wij overlegden met Vader of we deze dag, in ieder geval samen met alle eigen kinderen en aangetrouwden zouden vieren, of onopgemerkt zooveel dit mogelijk was, zouden doen voorbijgaan.

Vader zei: ,,Ja, hoe hadden jullie je dat dan gedacht, het samen vieren?”

Nu, bij voorbeeld, een gezamenlijke feestelijke broodmaaltijd; dan zijn we intiem bij elkaar en kan er rustig een woordje gesproken en verder genoten worden. ,,Ja, ... als dat kon!!!”

,, Maar hoe kom je aan alles wat je daarvoor noodig hebt? Nu, dat bespreken we eens en proberen het voor elkaar te krijgen.”

Wij, voor ons, zagen dat dit de laatste verjaardag wel zou zijn en deze moest onvergetelijk zijn.

En dat is hij geworden! Wat heeft Vader dáár van genoten! Wie er toe in staat was, droeg bij om deze maaltijd overvloedig te doen zijn.

,,Dat is volkomen gelukt” waren Vader’s eigen woorden.

Hieronder volgt het authentieke agendum voor Vader’s 90ste verjaardag, ’t welk we, om nuttigheidsredenen enigszins moesten wijzigen, maar toch grootendeels zóó werd uitgevoerd. Hiervan werd een afschrift naar ieder gezin van de familie gezonden vóór 23 October.

 

Wat een lekkernijen, fijne levensmiddelen, flesschen oude wijn en zelfs dikke bot, (Vader’s lievelingskostje!), heerlijke schol en fruit, werden Vader cadeau gedaan!

Van het personeel der beide zaken werd een fruitmand cadeau gedaan.

Vader’s verlanglijstje voor het middageten (zie hieronder) kon volledig worden vervuld.

 Vader genoot van de familie-bijeenkomst en de groote belangstelling. Hij voelde zich door liefde omringd.

– Maar... blijde en droeve dagen wisselen elkaar maar al te spoedig af.

Dinsdags na Vader’s verjaardag werd Wim Snoek (6) gevangen genomen. Zondags tevoren was hij nog in Ede en bij Vader geweest en wij allen voelden in die dagen het groote voorrecht dat nog ieder van de familie op vrije voeten was.

En nu zóó kort daarna de 1e slag!

En 9 Dec. de 2e slag. Zwerus (2) werd gevangen genomen en Ko (3) moest verdwijnen. Dat was iets wat Vader buitengewoon aangreep en zorg baarde. Niet alleen het gemis van de bijna dagelijksche bezoeken van deze twee zoons, maar ook de zorg over de zaak en alles wat daarmede samenhing, gaf Vader heel veel bekommernis.

Nóg hartelijker en dringender werden Vader’s gebeden aan tafel voor alle gevangenen en in ’t bijzonder voor God’s kinderen onder hen èn voor Zwerus en Ko.

Na 9 dagen kwam Gode zij dank, de invrijheidsstelling van Zwerus.

Die emotie, op de late avond, was voor Vader’s hart te veel. Een nacht van benauwdheid en schrikbeelden en nachtmerries, volgde.

Het gevolg hiervan was hartzwakte, iets wat Vader nog niet eerder gehad had. De dokter zag het al dadelijk tamelijk ernstig in; er moest bij gewaakt worden; daartoe vonden we Geesje (7) dadelijk bereid. Weken van spanning en zorg gingen voorbij.

Vader meende zelf dat hij nog weer hiervan zou herstellen. ,,Ik kan niet van m’n kinderen loskomen; ik kan niet van jullie loskomen,” klaagde hij eens.

Heel rustig en buitengewoon weinig eischend lag Vader maar neer.

Eens riep Vader mij bij zich en vroeg me: Vindt jij Gods goedertierenheden ook zoo groot?

Ja, zei ik, die zijn geweldig groot. Weet U nog wat Moeder daarvan zei, in verband met Psalm 136? Het staat er geen één keer teveel in... ”Ja, dat zei Moeder”.

Dan weer eens vroeg Vader: dachten jullie dat dit het einde zou zijn? Wij zeiden wat de dokter gezegd had; dat Vader heel ernstig ziek was en dat het wel mogelijk was dat de Heere hem zou oproepen.

,, Ik kan het toch niet gelooven”, zei Vader toen, zóó ziek voelde hij zich niet.

De eigen kinderen met echtgenooten kwamen Vader trouw en liefdevol bezoeken; ieder gevoelde dat het kort dag was nu. Oud- en Nieuwjaar over kwam Maria (8) logeeren en zouden wij om beurten bij Vader waken. Hulp had Vader haast niet noodig en hij hielp zóóveel mee bij het optillen.

De spanning van Moeder’s laatste levensdagen kwam ons weer helder voor den geest nu.

Ds. Hajer kwam Vader trouw bezoeken; ook bracht ouderling Welbedacht een hartelijk bezoek.

Op Zondag 2 Januari kwam een inzinking welke wij allen voor het einde aanzagen.

’s Middags kwart voor 2 lieten wij Zwerus en Costera (9) roepen.

Vader sprak als een aartsvader ons toe als volgt: Het schijnt wel of het einde van alle dingen is gekomen en daarom wil ik jullie den zegen des Heeren toewenschen. Je moet dóórgaan op den ingeslagen weg en nooit den strijd opgeven. En al lijkt het soms of de Satan zal overwinnen, dat is niet zoo; Christus zal overwinnen, want Hij is de Vorst des Levens.

Je moet elkander blijven steunen; je broers zijn heengegaan (dit tegen Zwerus speciaal!); Wim (10) heb ik onder vier oogen opgedragen, ik heb wel hoop dat hij ook komen zal.

Toen Zwerus vroeg of hij er tegenop zag heen te gaan, zei Vader: de weg ligt niet altijd even helder, maar ik kan toch niet iets hards van den Heere denken.”

En tevoren tegen Mien (12): ,, ik denk dat het heengaan wordt.”

,,Daar hoeft U toch niet tegenop te zien?”

,,Voor God te verschijnen?! (dit met grooten eerbied)

,,Ja, maar in Christus Jezus!

,,Jaaaa”, met een diepe zucht.

’t Was een intiem samenzijn, wat voelden we ons één!

In de week die hierop volgde kwam Ds Kremer Vader ook nog bezoeken. Dat vond Vader fijn! Die twee begrepen elkander altijd zoo goed! ,,Broeder de Nooij,” zei Ds Kremer, ,, U hebt een lang, gezegend leven gehad en nu komt het beste nog.” Wat was dat fijn gezegd!

Wat bad hij hartelijk met Vader en daarna was het een afscheid wat betreft deze wereld.

– Maar, o wonder, Vader fleurde van de inzinking nog wat op. Terwijl de eigen kinderen in de laatste dagen van 1943 eigenlijk reeds afscheid van Vader hadden genomen, telkens als zij weer kwamen, leek er nu eens beterschap te zullen intreden.

In de laatste weken hadden we om de groote zwakte, de kleinkinderen niet bij Vader toegelaten. Nu meenden we echter dat de groote kleinkinderen daar ook recht op hadden; en geleidelijk zóó, dat het niet vermoeide, kwamen ze Vader goedendag zeggen en eigenlijk ook: afscheid nemen. Voor ieder had Vader een eigen woord van afscheid.

Die niet tot de familie behoorden en geen ambtsdrager was, lieten we terwille van de rust, niet bij Vader toe.

Groote bescheidenheid en toch ook weer groote belangstelling was er bij de gemeenteleden. Vader zei eens: ,, ik woon in het midden van m’n volk”, en dat kwam echt uit in deze ziektedagen.

De dokter zei: ,, ’t kan best zijn dat Uw Vader nog wat opknapt; hij kan nog wel weer in de huiskamer komen en aan tafel eten, maar verwacht er niets van, het blijft vegeteeren.”

En toch lieten we ons door de schijn bedriegen. Langzaam knapte Vader op. ’t Kwam weer zóó ver dat Vader weer aan tafel at en zijn immer verheffend tafelgebed deed; het allereerste weer voor de gevangenen en alle verdrukten.

De laatste Zondag in Januari was ik met Vader thuis uit de kerk. Uit ,,Genade geneest” had ik Vader wat voorgelezen. ,,’t Is mooi, Moeder vond het ook altijd zoo mooi, hè?

Zullen we nu even pauzeeren en dan nog een eindje lezen? Ja dat was goed.

Toen ik even in de keuken was, hoorde ik Vader uit zijn stoel opstaan (dat gebeurde anders haast niet meer) de kamer doorloopen en .... zingen. Dat deed Vader zoo graag als hij eens alléén thuis was. Ook liep Vader eens even naar de voorkamer. ,,Hé, ik ben eens even naar voren geweest, dan zie je nog weer eens wat.”

 

Toen de kerk uit was en het zoo zacht was buiten, vroeg Cor (11): zullen we samen eens even de tuin ingaan? Nou.... neen, laten we dat dan bij leven en welzijn morgen doen. Ja, dat was goed.

Maar Maandag was het geen geschikt weer en Vader praatte er niet meer over.

En terwijl wij meenden dat de beterschap weer toenam, kwam ’s avonds de koorts weer aansluipen. ’t Was weer mis. Hooge koorts kwam er opzetten.

De dokter die al afscheid had genomen, werd weer geroepen. Hij zei niet veel, maar meende dat Vader kou gevat had. Wij konden niet denken hoe dat mogelijk geweest was.

Op 7 Februari Maandag kwam het einde.

Vader was de hele dag telkens buiten bewustzijn en is ’s avonds in de schemering 5.25 zachtkens ingeslapen. Zijn handen lagen rustig in de onze, zijn blik richtte zich om beurten op ons, totdat zijn ogen zich sloten als een kind dat rustig gaat slapen, om te ontwaken in het eeuwige licht om Hem te roemen en te prijzen Die Vader hier zo lang met Zijn Goddelijke liefde en trouw omringd heeft.

 

Op Vrijdag 11 Febr. ’s middags om half twee hebben wij Vader ten grave gedragen. Geen toespraken, alleen sprak Ds. Hajer een kort woord en las de Geloofsbelijdenis.

Zwerus dankte allen en wees vooral de vele jongeren van Vaders nageslacht op het éne nodige en weer op de woorden die op Vader en Moeders graf staan: ,,Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin, dat mijne kinderen in de waarheid wandelen” 3 Joh.:4 

 

 

Noten van Ria Snoek (geb 1954)

 

  1. Vader Willem de Nooij (1853-1944), werd de laatste jaren verzorgd door zijn 3 ongehuwde dochters Cor 08.02.31 Mien 08.02.26 en Anna 08.02.32
  2. Zoon Zwerus , 14-6-1886 - 24-3-1964  08.02.24
  3. Zoon Ko (10-1-1897- 7-10-1984) 08.02.30
  4. Hazeleger - medewerker Macostan
  5. Zoon Jan, geb 14-9-1887,   overleden  13 mei 1940, door verdwaalde kogels  08.02.25
  6. Wim Snoek, kleinzoon van Willem,
  7. Geesje Wilms, geb 10-10-1916 - overl 1994  ongehuwd, kleindochter van Willem, dochter van Johanna Elisab (Bets) de Nooij (26-9-1884- 15-5-1951) x Hendrikus Wilms. Ze was verpleegkundige (info Johan Snoek, Govertzoon, geb 1920)
  8. Maria Snoek-de Nooij, dochter van Willem, moeder van Wim Snoek (6) 08.02.28
  9. Costera, echtgenote van Zwerus (2)  08.02.24
  10. Zoon Wim , (2-6-1895 - 15-3-1984) 08.02.29
  11. Dochter Cor (geb 3-10-1898 - 13-3-1994) 08.02.31
  12. Dochter Mien (10-10-1889- 15-1-1968, niet gehuwd)  08.02.26
  13. De tekst is hoogst waarschijnlijk geschreven door dochter Anna (15-03-1900 - 7-03-1949)  08.02.32

In memoriams en herinneringen (1963 en 2006) aan Willem

uit een boekje dat gemaakt is ter ere van de 40 jarige bruiloft van Ko de Nooij en An Snoek (1963) 08.02A.28A

Teksten over Willem de Nooij, de vader van de bruidehom 

Iemand, die ik nooit zal vergeten

tekst van H. de Nooy, Heelsum. 08.02.27     (broer van Ko, Hendrik de Nooij geb. 1891; RS)

"Opa de Nooy" is in Ede nog steeds een begrip. Al wordt deze aanduiding door het thans opkomende vierde geslacht ook gebezigd voor de bruidegom van  heden,  ingewijden  weten,  dat  hier zijn Vader  bedoeld  wordt,  een persoonlijkheid, die zijn stempel op de familie heeft gedrukt. Voor ons begrip vertegenwoordigt Opa de Nooy, wiens karakter hieronder door één  van zijn zoons wordt beschreven,  een  voorbije stijlperiode.  En toch was hij in zekere zin zijn tijd vooruit. Zo liet hij zijn jongens een school voor schildertechniek te Brussel bezoeken, hetgeen omstreeks 1900 niet gebruikelijk was en van progressiviteit getuigde. Bekend is voorts, dat hij de kerk verliet, zodra de dienst twee uren duurde, hoe meelevend hij overigens op kerkelijk gebied was. Het beeld van Opa als patriarch boezemt eerbied in. Het verwondert niet dat  wanneer  hij  op   hoogtijdagen  staande   een toespraak hield, al  zijn zoons als één man ook oprezen.

Het door Opa nagelaten dagboek toont aan dat een mens, wiens objec­tieve biografie geen opvallende bijzonderheden vermeldt, door zijn sterke geloofsleven toch een zeer bijzonder mens kan zijn, een mens naar Gods beeld.

Vader Willem de Nooy

oktober 1853   -   februari 1944

Het is slechts mogelijk, heel summier een beschrijving van en enkele belevenissen uit dit zeer lange leven te geven.

Terecht wordt in deze bundel plaats ingeruimd voor de Vader van de bruidegom van heden, temeer daar onze Vader een markante figuur was en een grote plaats in de familie- en burgerkring innam. Het blijft echter moeilijk, een korte biografie van Vader te geven, zonder Moeder (Maria Doornebal 1857-1928; RS) daarbij te betrekken. Zij beide waren van en met elkaar en beoogden één doel, te leven, te werken en te besturen naar een hoog niveau, zedelijk en geestelijk.

Stel U Vader voor als een vrij lange, kaarsrechte figuur met een militaire pas en prachtig blauwe ogen, die helder in het hoofd stonden. Hij had baard, noch snor, in zijn jonge jaren echter wel. Zijn kleding was goed verzorgd, met weinig opschik en donker, een platte pet op het hoofd, die vlot kon worden afgenomen voor het groeten van medemensen. Vader Willem de Nooy keek nogal stuurs, was correct en verlangde dat ook van zijn omgeving, waar hij verantwoordelijk voor was. Pikante dingen waren er aan zijn persoon,  welke wij wel eens wat overdreven vonden, doch  is het erg, dat hij veel respect had voor officieren en al wat „gestudeerd" had en dus wetenschappelijk was? Het gevolg was, dat ons al heel vroeg werd ingepeperd, voor deze groepen vooral de pet af te nemen, evenals voor dames met een voile. Deze inslag heeft vader wel goodwill bezorgd in allerlei verbanden.

De taak als huisvader (met moeder) was wel gigantisch voorwaar en het was dan ook geen wonder, dat het wel eens kookte en bruiste, zodat de sfeer wat „geladen" was in huis en zaak. Men bedenke, dat onze ouders elf kinderen bezaten: zes jongens en vijf meisjes. Het was dus voor ons geraden in het gareel te lopen, om niet in het „magnetisch veld" te geraken (gommenoris!). Vaders levensgezellin was dan steeds de overtuigende en flinke persoonlijkheid om de storm te doen „leggen". Vurig, enthousiast voor de principiële zaken, werden we opgevoed, om zonodig strijdvaardig voor onze overtuiging van geloof of politiek uit te komen. Veel levenswijsheid was vaders deel, wellicht mede door zijn opgroeien in een kring (midden 19de eeuw), waarin over genoemde zaken geen blad voor de mond werd genomen. Zijn wijsheid en doorzicht kwamen zo heel mooi uit in zijn frisse humor en beeldspraak en rake typeringen. Nog heden ten dage zijn hiervan de sporen te ontdekken bij enkele nazaten.

Thuis waren de zondagen flink puriteins; er zou niet licht van de toen geldende normen worden afgeweken, want dan was het oordeel daarover vrij gauw geveld en was het commentaar weinig moedgevend. Het grote gezin had zich te voegen naar de aangegeven vaarroute en het is te begrijpen, dat het met die elf genuanceerde zieltjes wel varen, doch ook laveren werd. Zeilen voor of tegen de wind, wat extra moeilijk werd in de puber­teitsperiode van elk onzer. De lezer bedenke, dat deze periode ± 20 jaar duurde, eer de laatste door de branding was. Voorwaar geen kleinigheid. Een weinig groepsvorming was er wel in ons gezin, dan was deze, dan gene uitblinker. Het was al leven, deining en wasdom thuis. Natuurlijk moest er strengheid zijn, orde en tucht. In de jonge jaren was dat wel eens een zwaar te verteren brok in ons bestaan, vooral als werd gezegd, dat dit „uit liefde" ging; doch die liefde was dikwijls de voor ons verborgen draad, die door de leidsels heen liep. Toch is in mijn herinnering duidelijk gegrift een intens gelukkige, levendige jeugd, die in het hele gezin of in diverse fracties daarvan veel vreugde en saamhorigheid gaf. In gezellige bedsteden werden de emoties gezamenlijk beleefd, om de volgende dag weer optimist te beginnen, wel wetend, dat het lot des mensen soms grillig kan zijn. Orde, regelmaat, tucht en medewerkzaamheid waren aan de orde van elke dag en wij waren er het beste aan toe, als we ons blijmoedig aan de spelregels hielden in dit grote, bonte samenspel, om te geraken tot een verantwoord opgroeien en uitvliegen.

Ja, dat uitvliegen, dat durfden we wel, her en der en de wijde wereld werd ons domein. Vader vond dit heel goed, doch overlaadde ons niet met „reisgeld", dus selfsupporting was de boodschap. Toegegeven, het kon ook moeilijk anders; het thuisfront moest ook verzorgd worden, doch soms mochten we een „handreiking" in ontvangst nemen en dan ging het weer opgewekt voorwaarts.

Buitengewoon veel belangstelling bleek vader te hebben in de uiteindelijke bestemming, die we vonden. We zijn uitgevlogen of hebben het geluk gevonden op de aloude grondslag van Ede, waar de wortels van het ouderlijk bestaan diep zijn ingedrongen en waar een jongere generatie thans op de wieken is gegaan. Van onze ouders heeft vooral vader er heel veel van gezien en hij gaf dikwijls zijn wijze adviezen. Het was geen supervisie, doch grote belangstelling; hij sprak bemoedigend, waar het nodig was. Bovendien wist hij als stille vennoot zijn nageslacht te om­ringen met gebed.

De laatste twintig jaar waren vaders verjaardagen even zovele reünies, waar hij in het bijzonder ons op 't hart bond, in de toekomst elkander zoveel mogelijk te steunen en de familieband niet te doen verslappen. Vader sprak het meermalen uit, dat hij zich wel eens wat eenzaam voelde, hoewel hij temidden van een grote familie leefde. Wij begrepen dat maar weinig. De oorzaak van die eenzaamheid was, dat vaders tijdgenoten ongeveer alle van het toneel verdwenen waren en hij hen als stokoude man telkens weer miste.

Evenwichtige blijmoedigheid, grote algemene interesse en vooruitstrevend­heid waren zijn deel. Zo bereed hij in Ede als eerste de fiets en zo kon het later gebeuren, dat hij in huis een deuntje liep te fluiten of te zingen, zelfs nog na zijn tachtigste jaar, toen vader zijn heup had gebroken en na zijn herstel wat moeilijk bleef lopen, waardoor zijn „actieradius" kleiner werd. Tot op zeer hoge leeftijd wijdde hij zich aan de tuin, de perenpluk en het schilderen van landschapjes, later zelfs met behulp van een loupe.

Zijn belangstelling voor de oorlogshandelingen was groot en vurig verlangde hij, de overwinning op Duitsland te mogen beleven, doch in februari 1944 is vader na een kort ziekbed gestorven in de wetenschap, dat het allerbeste komende was.

Heb ik vader in dit artikel geïdealiseerd? Neen, dat kon ook niet, want vader wist zelf maar al te goed, wie en wat hij was voor zijn God, doch hij geloofde in Zijn grote genade. Daarin hebben onze ouders ons altijd voorgeleerd, om hun groot gezin tot gids te zijn naar de toekomende eeuw. Wij gedenken hem met veel blijdschap en dank en willen hen volgen in een wel zeer sterk veranderde tijd en wereld. De marsroute is bekend, het beloofde land wenkt en wij hebben een Leidsman!

 

Herinneringen aan grootvader Willem de Nooy •23-10-1853. #7-2-1944

(door zijn kleinzoon Johan de Nooy, Jacobuszn; bijgewerkt 2006.)

Ik was 5 maanden oud toen opa (hij wilde persé grootvader genoemd worden) overleed en

heb hem dus nooit gekend.

Als ik dan bij hem op schoot zat wipte hij wat met mij op en neer en zei dan: "jij bent een

beste vent".

Vader Jacobus (genoemd naar tante Koosje Doornebal) was als enige van de kinderen niet

op zijn begrafenis, omdat de SD achter hem aan zat. Hij heeft vanachter een raam (ik geloof

bij Jacob Wilemse in de Brouwersstraat) de stoet gadegeslagen toen ze Torenstraat 5

verlieten.

Willem heeft nog tijdgenoten van Napoleon gekend! En zijn moeder had nog meegemaakt

dat zij als dienstbode in Arnhem de kozakken tussen de poten van de paarden zag slapen.

Ze stonden in de luwte van de stadspoort en de haren van de ponnies hingen als een deken

over de kozakken heen. Ook gebruikte hij soms nog woorden van franse afkomst, en af en

toe rekende hij, en Oma Maria Doornebal ( Doorn, 11-5-1857, # Ede, 30-1-1928) in

stuivers i.p.v. guldens: iets kostte dan niet een gulden maar "20 stuivers". Meestal droeg hij

een zwarte bef.

Opa's vader Zwerus overleed toen Willem 1,5 j was en zijn moeder Willemina Overeem ging terug naar haar ouders. Overigens zijn ze pas getrouwd toen Opa al geboren was en hebben hem toen als kind erkend. Omdat 'de tantes' uit de Torenstraat dit een grote schande vonden, hebben zij het trouwboekje van Zwerus en Willemina verbrand! Jammer! Opa, geboren in Lunteren, werd zodoende daar bij zijn grootouders opgevoed en hij wist nogal wat oude verhalen vanuit overlevering: er was ooit een goudtransport over de Hessenweg gekomen en de soldaten hadden de kar met goud naast de kerk gezet en gezegd: Wij gaan slapen. Als er mogen één goudstuk mist, branden we het hele dorp plat. Dus zorgden de burgers zelf voor bewaking.

Ook wist hij te vertellen dat zijn familie rond zijn geboortejaar veel évacués uit de Gelderse Vallei moest opvangen wegens watersnood van de Rijn. Dat is dan dus de grote overstroming van 1855 geweest, toen de hele Gelderse vallei zelfs een deel van Amersfoort onder water stonden. De Grebbelinie werkte dus wél, als er maar genoeg water was! Ook de hele Betuwe en het Land van Maas en Waal stonden toen blank.

Opa was een nogal kort aangebonden man, zeiden mijn zussen en de neefs wisten te vertellen dat 'het geen leuke opa was'. Ik denk zelfs dat hij behoorlijk eigenwijs was. Hij trouwde hervormd in Doom op 6-2-1880 maar in 1884 ging hij met de Doleantie mee naar de Gereformeerde Kerk. Zolang er in Ede geen dominee was, die de juiste leer verkondigde,

ging het gezin W. de Nooij elke zondag te voet over de hei naar Renkum ter kerke. Totdat dhr. Georg J.C. Cavaljé zijn koetshuis aan de Molenstraat ter beschikking stelde om er een noodkerk van te maken. De geref. Noorderkerk dateert pas van ±1903.

Overigens werden Willem en Maria door de classis Arnhem op 15-10-1895 uit de N.H. Kerk gezet ("De kerk in 't midden", p 85).

En als in de Noorderkerk de collectant met zijn zak aan een lange steel langs kwam en per ongeluk een lamp raakte, die dan bleef zwaaien, klom Opa op de bank om het ding stil te hangen, want "anders kon hij zijn aandacht niet bij de preek houden".

 

Behalve een steunpilaar van de kerk, ouderling natuurlijk, was hij ook een zeer praktisch christen: hij ging eens op huisbezoek en kwam een kwartier later terug, liep zonder iets te zeggen naar de kelder en sneed een groot stuk spek af, want: "met een lege maag kunnen ze niet over het Woord Gods spreken*.

Hij had als eerste inwoner van Ede een fiets, waarmee hij als schilderspatroon alle karweien snel kon afrijden. Hij zat in de wijde omgeving: zo heeft hij het psych(iatrisch) gesticht in Wolfheze geschilderd en beglaasd opgeleverd. En het Belgenvluchtoord op de Ginkelse hei in 1914, natuurlijk.

 

In 1905 werd de 41 m hoge watertoren gebouwd en (zo lees ik in de Zandloper van 2006-3) het schilderwerk aan de toren werd verricht door de fa. W. de Nooij en Zonen voor een bedrag van f. 580,25. Uurloon: ƒ 0,17, maar voor de 6m hoge houten bovenbouw (van de watertank van 200m3) werd ƒ 0.19 p.u. berekend, als 'gevarentoeslag'. En ook het jachtslot St Hubertus was één van zijn karweien. De betaling door dhr. Kröller liep wat moeizaam: toen dhr K. dat liet bouwen, moest de smid 40km hek om het park zetten, er moesten vijvers gegraven worden etc., kortom een groot werk voor die tijd. Bij de afrekening zaten alle patroons in de gang - met de pet in de hand - te wachten tot zij binnen geroepen zouden worden.

De timmerman kwam jammerend naar buiten, hij had niet alle centen gebeurd. En ook de smid werd gekort. Toen moest Willem naar binnen: 'mijnheer de Nooij, deze post voor arbeid lijkt mij erg hoog, kunt u dat toelichten?* Jawel mijnheer Kröller, ik heb hier een specificatie van alle gemaakte uren: ƒ. 0.17 per manuur. "En die 22 cent per uur, van wie is dat dan?" "Dat is van mijzelf mijnheer Kröller". Oh, juist, ja. En hoe zit die en die post dan? Opa ging driftig staan, keek hr. Kröller recht aan en zei met flikkerende ogen. "mijnheer Kröller, alles klopt tot op de laatste cent!" Ik geloof u, mijnheer de Nooij. Hier is de cheque voor het gehele bedrag. Opa was nog boos toen hij thuis in Ede kwam, en zei kwaad "en die Helene Muller houdt het met de boswachter,  als mijnheer Kröller op reis is".

Op een gegeven dag liep het hele dorp uit want koning Willem III zou met het rijtuig vanuit Apeldoorn langskomen om de trein bij Ede-Wageningen te nemen. Iedereen nam de pet af, want daar kwam de majesteit aan. Maar één van de paarden struikelde in een gat en de andere begon te steigeren, waarop er een stem uit het rijtuig klonk: "koetsier, houd die verdomde paarden in bedwang", waarop Opa zijn pet weer opzette, want: "de majesteit had gevloekt, en daar nam hij de pet niet voor af"

De tantes (Mien, Anna. Cor) verzorgden Opa op zijn oude dag (Oma Maria Doomebal was al in 1928 overleden aan een hartaanval, evenals tante Bets in 1951 en tante Men in 1968), maar ze waren ook wel blij als hij even ophoepelde. Hij had een eigen werkplaatsje bij Macostan, waar hij dan diverse schilderwerkjes (mooie trouwens!) knutselde, zoals de beschilderde toiletrollen (pennenstandaards), sigarendoosjes met Oostindische kers, de fazant en de Vlaamse gaai, e.v.a.

Vaak gingen ze dan even bij Oom Zwerus en tante Costera koffie drinken en dan moesten ze  langs de achtertuin van hr. Kreek, die door een heg gescheiden was van de tuin van oom Zwerus. En dan liep daar altijd zo'n nijdig keffertje, die de mannen naar de kuiten beet Oh, zei Opa,  dat doet hij morgen niet meer; hij ging even terug naar de zaak, haalde een maatje terpentijn en gooide dat het beest, dat weer kwam aanblaffen, recht in de ogen. Beduusd liep het dier weg en schuurde vanwege de jeuk met zijn kop door het zand en het gras, maar het blaffen en bijten was voortaan wél afgelopen.

In de gang op Torenstraat 5 had hij een muurschildering gemaakt, voorstellende een boerenbinnenplaats met kippen, eenden, een paard, varken e.d. Dit is gesneuveld toen het huis in 1971 werd afgebroken tb.v. de reconstructie van Markt en Molenstraat. Zund!

Hij was helemaal kaal, een beroepsziekte veroorzaakt door loodhoudende verven,  waarschijnlijk loodwit hij droeg een pruik, die hij alleen in bed afzette.

Opa Willem vroeg mijn Vader eens: Ko, rijd mij nog eens naar Lunteren toe, want daar zijn nog oude mensen die "Willem' tegen mij zeggen. In Ede noemt iedereen mij hier 'mijnheer'. En als ze dan in een kwartiertje vanuit Lunteren in Ede terugkwamen in de T-Ford, Lunteren was toch 'een uur gaans", dan zei Willem: "Ko, 't  is gewoon bar zo snel als dat gaat, ik heb de smaak van de koffie nog in de mond".

bijgewerkt   6 december 2006.

 

verder en terug lezen

naar pagina dN gen 07-1

naar pagina dN gen 07-2

naar pagina dN gen 07-3

naar pagina dN gen 07-4

naar pagina dN gen 07-5

Familiekroniek - met verhalen over Willem  de N en Maria D

Familie kroniek foto's Willem  de N en Maria D

Familiekroniek - herinneringen van dochter Marie aan haar vader Willem 

als je na de verhalen over Willem en Maria doorklikt naar de volgende pagina, kom je op een pagina met foto's 

 

stamboom Maria Doornebal

naar 8e generatie - na deze pagina 11 aparte pagina's van zoons en dochters Willem en Maria