05. Besluit en dank

Tijdens het doorkijken van mijn publicaties kwam ik oude interviews tegen, die helaas nog steeds erg actueel zijn. Bijvoorbeeld over wachtlijsten. Ik schreef het in het jaar 2000: 

"Wachtlijsten? Daar ben ik soms voor en soms tegen. Een paar jaar geleden heb ik tijdens een weekenddienst 2 x 10 uur gewerkt, omdat er te weinig personeel was en we geen patiënten wilden afbellen. Vanaf half elf kreeg ik klachten dat ik te laat was en later ging ook regelmatig de pieper (mobiele telefoons hadden we nog niet) met de vraag waar ik bleef.  De bereikbaarheidsdienst gaf wel toe, dat ze ook niet begreep hoe ik zo'n vol pakket tot een goed einde moest brengen. Het was denk ik vier jaar geleden, maar ik krijg het nog benauwd als ik aan dat weekend denk. Dan liever een wachtlijst of cliënten afbellen. Hoe erg ik dat ook vind.

Maar in sommige situaties ben ik beslist tegen de wachtlijst. Een paar voorbeelden. Een patiënt wordt aangemeld bij de wijkverpleging met een klein wondje. Tegen de tijd dat zij aan de beurt is ligt het hele been open. Of iemand die elke dag gezalfd wordt, wordt aangemeld voor tweemaal per dag zalven. Na een week of vier wordt dat gehonoreerd. Als het weer beter gaat BLIJFT zij tweemaal daags in zorg, vanwege die wachtlijst. Want als het weer slechter mocht gaan… 

Of neem het echtpaar dat zelf voor de sondevoeding heeft leren zorgen, maar die zegt "De huisarts heeft geadviseerd om de wijkverpleging niet af te zeggen, want mijn vrouw is erg ziek en anders komt ze weer op de wachtlijst."

Een vicieuze cirkel! Vanwege de angst voor de wachtlijst blijven mensen langer of vaker in zorg en ook daardoor is er weinig ruimte voor nieuwe cliënten…

Wat is dit onderwerp anno 2018, dus ACHTTIEN jaar later, nog angstig actueel. De toegenomen werkdruk is een van de redenen dat ik op 64-jarige leeftijd met (pre)pensioen ga, in plaats van nog 3 jaar te blijven. Zorgverzekeraars en de directie van zorgorganisaties willen meer doelmatigheid, lees: meer cliënten in minder tijd. Als je dat iets te ver doorvoert, jaag je er de medewerkers mee de ziektewet in, of ze vertrekken naar een andere baan of gaan met pensioen.

Afgelopen week deed ik een indicatie-huisbezoek. Mijnheer had hulp nodig met ADL, in verband met ernstige rugklachten. We waren telefonisch overeenkomen dat hij drie keer per week hulp zou krijgen, omdat elke dag mij te vermoeiend en te pijnlijk voor hem leek. Na het papierwerk keek ik na, of hij al ingepland stond, en ja hoor. Mijnheer was blij verbaasd, en zijn bezoek riep meteen: “Tjonge, bij ons moet je minimaal een week wachten.” Intussen probeert mijn organisatie zoveel mogelijk collega’s binnenboord te houden en helpen collega’s elkaar. Toen er buiten een dik pak sneeuw lag belde een collega mij, en bood hulp aan. Ze kende mijn angst voor gladheid en voor vallen. Dankzij haar kon ik mijn fiets aan de rand van de wijk laten staan en alles lopend afdoen. En toen ik teveel stress kreeg van het eindverantwoordelijk zijn voor de nieuwe indicaties, werd ik van het rooster gehaald, maar deed ik wel de huisbezoeken. Gedurende mijn hele werkzame periode bij Activite trof ik fijne collega’s en fijne teamleiders, die me over moeilijke periodes heen hielpen.  

Zonder deze fijne collega’s zou ik al veel eerder zijn gestopt met werken. 

 

Dit afscheids ‘epos’ is veel langer geworden dan ik tevoren bedacht had. Diverse mensen hebben me met schrijven geholpen. Een paar daarvan wil ik met name noemen:

Dries Touw, mijn echtgenoot en grote steun en toeverlaat, die lieve feedback gaf op de eerste kladversies en later de tikfoutjes uit mijn manuscript haalde.

Sieta Stormer die mij uit mijn ‘writer’s block’ haalde, mij stimuleerde om het hoofdstuk over het ‘tillen en verplaatsen’ te schrijven en mijn teksten anders in te delen. 

Marco Knetsch, die het genoemde hoofdstuk van feedback voorzag.